INTERVIEW
Gepubliceerd op: Jazzenzo.nl
Datum: 30 juni 2012
Zwoel, warm, sexy en kosmopolitisch. Dat is de sfeer die de onlangs geopende North Sea Jazz club het meest recht doet volgens initiatiefnemer en zakelijk leider Klaas Beumer. Maar de programmering is serieus en heeft in haar brede spectrum veel weg van het North Sea Jazz Festival, vertelt programmeur Niels Nieuborg.
Jazzenzo sprak met Beumer en Nieuborg in het aangrenzende café over het ontstaan van de club, over deze on-Nederlandse beleving van jazz, de publiekservaring, over het verschil tussen een jazzconcert en een clubconcert en hoe de club zich onderscheidt binnen het ruime jazzaanbod in de culturele hoofdstad Amsterdam.
Hoe kwam je op het idee een jazzclub te beginnen?
Beumer: “Het idee om jazz, eten en drinken als combi aan te bieden was niet nieuw. Eerder runde ik een kookstudio (Keizer Culinair, red.) en daar experimenteerden we al met dit concept. We nodigden daarvoor een grote groep mensen uit, serveerden gerechten en scharrelden zelf jazzbandjes bij elkaar. Daar ging het ook om dat totaalplaatje, maar de programmering was niet zo serieus als hier. Toen ik later regelmatig in New York en Londen verbleef vond ik het heerlijk om jazzclubs te bezoeken.”
“Als je overdag druk in de weer bent geweest of je hebt musea bezocht en je wilt ‘s avonds goed eten – het liefst met live-muziek en als het kan ook nog even dansen – dan is het prettig een plek te hebben waar je dit kunt combineren. En dat kan daar in de jazzclubs. Waarom vind je zulke clubs wel in New York, Londen, Parijs of Milaan, maar niet in Amsterdam?”
Nieuborg: “Voor Nederland is dit uniek, in die zin dat de muziek op de eerste plaats staat. De mensen kopen een kaartje voor die ene act en combineren dat met een menu óf kiezen alleen voor een staplaats, dat kan namelijk ook. Dus de focus is precies andersom dan wat we gewend zijn in Nederland. De stijl is Amerikaans, zoals Blue Note in New York of Jazz Cafe in Londen. Daar vinden ze dit veel gewoner, daar eet je wat en krijg je vervolgens een concert voor je kiezen.”
Vanwaar de link met het North Sea Jazz festival?
Beumer: “Aanvankelijk ben ik met de jazzclub Blue Note (NY) gaan praten, zij hebben namelijk ook vestigingen in Milaan en twee Japanse steden. Hoewel er een aantal locaties in Amsterdam was waar Blue Note goedkeuring voor had gegeven, zijn we uiteindelijk afgestapt van deze samenwerking. De voorwaarden waaronder live jazz geprogrammeerd moest worden waren dwingend: dubbele shifts op één avond, zeven dagen per week, driehonderdvijfenzestig dagen per jaar. Dat moet natuurlijk wel kunnen. Amsterdam heeft niet de schaal van New York.”
“We hebben daarom besloten onafhankelijk te blijven van Blue Note en het dichter bij huis te zoeken. Het North Sea Jazz lag voor de hand vanwege de supersterke naam en wereldwijde bekendheid. Vijf jaar geleden heb ik Jan Willem Luyken (directeur North Sea Jazz, red.) daarom benaderd met de vraag of het North Sea Jazz er iets voor voelt de naam te verbinden aan een vast podium. Daar reageerde hij positief op. Na diverse locaties te hebben bekeken, kwam uiteindelijk deze locatie op het Westergasterrein langs die onder meer qua ligging en schaalgrootte erg gunstig was. Zodoende zijn we bij elkaar gekomen. Ons bedrijfsplan werd bijvoorbeeld voorgelegd aan mensen die zij hoog hebben op het gebied van horeca-ervaring. Na de nodige onderhandelingen hebben ze ingestemd om hun naam te verbinden aan deze club. Het is natuurlijk geen onvoorwaardelijke relatie, zo werken zulke dingen niet.”
‘Waarom doe je zoiets niet in Rotterdam?’
“Mensen vragen weleens: ‘Waarom doe je dat niet in Rotterdam? Het festival is toch ook in Rotterdam?’ Maar als het festival in Rotterdam is, dan kan de club toch mooi in Amsterdam zijn?” “Ja, goed idee”, vult Nieuborg aan, “Amsterdam is juist een goede keuze omdat de sfeer en de uitstraling van de North Sea Jazz club een internationale vibe heeft. En dat ligt niet alleen aan de programmering, maar ook aan het concept en het merk. De cultuurtoerist is één van de doelgroepen die we hier in Amsterdam veel veel beter kunnen bereiken dan in andere steden, zoals Rotterdam.”
Heb je je laten inspireren door jazzclubs in de Verenigde Staten, zoals Village Vanguard of Blue Note?
Beumer: “Village Vanguard is kleinschaliger en bruiner. Als ik eerlijk ben vind ik Blue Note qua interieur en uitstraling helemaal niet zo fantastisch. Dus met één van onze partners, architect en designer Markus Engeli, hebben we de sfeer besproken en aan de hand van moodboards bepaald welke sfeer de club moet uitstralen. Waar krijgen we zelf dat gevoel bij waar we naar op zoek zijn in die club? Door ons dit af te vragen is het plan ontstaan hoe het interieur vorm zou moeten krijgen, hiervoor heeft Markus Engeli zich grotendeels ingezet.”
Hoe zou je deze sfeer willen omschrijven?
Beumer: “Zwoel en sexy.” Nieuborg vult aan: “Kosmopolitisch.” Beumer bevestigt: “Kosmopolitisch inderdaad, het moet een plek zijn waar verschillende culturen zich thuis voelen. En warm. Warmte is ook belangrijk. De klassieke kleurstelling van de club doet warm aan. En met de lichtinstallatie die de club heeft kun je veel kanten op. Op clubavonden kun je daar de juiste sfeer mee creëren.”
Nieuborg: “De club is laag en daardoor intiemer en beslotener dan bijvoorbeeld het Bimhuis, dat een open karakter heeft. Zelf bekruipt me regelmatig het gevoel in een kleine zaal van een festival te staan, je staat zo dicht op elkaar, je zit bijna bij de artiest op schoot. Dat is echt heel geil. Dat is precies de vibe die je wilt.”
Stelt het relatief kleine podium geen grenzen aan de bezetting?
Nieuborg: “Een band als Fourplay speelt normaal gesproken niet op een klein podium, zoals in deze club. Dat is dan vaak onderhandelen met de agents. Maar het zal je nog verbazen wat je allemaal voor elkaar kunt krijgen. Heel binnenkort krijgen we Fred Wesley & The New JB’s, dan staan er zo’n tien man op het podium. Gewoon kijken hoever we dat kunnen uitbouwen. Ik heb het gevoel dat een mannetje of vijftien toch wel echt de limiet is! Haha. Maar het is ook heel interessant te zien hoe artiesten er voor kiezen zich te presenteren op dit relatief kleine podium. Fatoumata Diawara bijvoorbeeld komt met haar hele band en het hele Afrobeatcircus, terwijl Eliane Elias er met Marc Johnson juist voor koos in een kleine en intieme setting te spelen.”
Komt de zwoelheid, warmte en sexiness ook terug in de programmering?
Nieuborg: “Als je kijkt naar de programmering dan zal de club niet echt de hoek induiken van de zware improvs of de free jazz. We zitten meer in de richting die wat meer appealing is. Dat heeft te maken met de visie van programmeren: als het op het North Sea Jazz festival kan, dan kan het ook in de club. Dat is dus heel breed, maar we hebben wel een bepaalde focus op datgene wat we het meest passend vinden binnen deze setting. De intieme setting van de club leent zich bijvoorbeeld bijzonder goed voor vocale jazz. Zo grapte Freddy Cole (broer van Nat King Cole, trad onlangs op in de club, red.) na het concert: ‘Son, will you do me a favour? Don’t book too many instrumentalist, because they play for themselves.’ En daar heeft hij wel een beetje gelijk in. Natuurlijk hoeft het geen vuistregel te zijn, maar een vocalist is eerder geneigd om de interactie met het publiek op te zoeken, en dat is heel interessant in zo’n close setting.”
Kunnen we de artiesten die op het North Sea Jazz festival optreden ook hier verwachten, in de intieme setting van de club?
Nieuborg: “Jazeker! Aan de andere kant is het festival ook een afspiegeling van wat er op dit moment gebeurt op het gebied van jazz. Zo staan wij er ook in. We bieden een mix van tijdloze artiesten én haken in op wat er nu aan de hand is. We overleggen met het North Sea Jazz en koppelen veel terug om te weten of we nog in lijn liggen met het festival. Het brede spectrum van het festival is heel erg leuk, en dat is de gemeenschappelijke deler met de club.”
Wat gaat de programmering van de North Sea Jazz club toevoegen aan het internationale aanbod van het Bimhuis? Hoe gaat de North Sea Jazz club zich onderscheiden?
Nieuborg: “Om te beginnen zit tussen een jazzpodium en een jazzclub al een verschil, het is een verschil in beleving. Het is een andere setting, en daar kiest het publiek voor. De één vindt dit geweldig, de ander kiest toch liever voor een andere setting. Maar er zit ook verschil in de programmering. Het Bimhuis is een gesubsidieerd podium en kan dus meer risico’s nemen. Het Bimhuis zit meer in de experimentele hoek, die wij juist weer wat proberen te vermijden. Wij programmeren een mix van artiesten die al een naam hebben, de hedendaagse scene en acts die op één of andere manier een appeal hebben dat goed aan de man te brengen is.”
“Een ander verschil is dat het Bimhuis met name een focus heeft op jazz. Wij hebben een focus op het North Sea Jazz-spectrum, dat is veel breder. Dat varieert van blues, latin in allerlei varianten tot funk, soul en elektronica. Het is dus heel gevarieerd. Dat vind ik interessant aan het North Sea Jazz festival of een festival als Lowlands. Disciplines gaan in elkaar over en grenzen vervagen. Datzelfde geldt ook voor deze club. Het gaat hier ook om het gevoel en de totaalervaring, je kiest voor de venue.”
Kan je een paar voorbeelden noemen om aan te geven dat deze club geen tweede Bimhuis is?
Nieuborg: “Fred Wesley & The New JB’s bijvoorbeeld zou het nooit gaan worden in het Bimhuis. Dat lijkt me logisch. Aan de andere kant is de ECM-hoek wat meer Bimhuis. Maar dit gaat wel heen en weer. Zo staat Gretchen Parlato in november weer in het Bimhuis, en dan denk ik: ‘Haar had ik liever hier gehad’. Maar dat is wel een gezonde battle. Aan de andere kant bestaat de muziekwereld uit een kleine club mensen die elkaar allemaal kennen. Dus je houdt er altijd wel rekening mee hoe concerten tegenover elkaar staan. Zo ga je niet twee ECM-toppers plannen op één avond.”
Wat wordt de rol van dit café naast de club?
Beumer: “Het café zou wat mij betreft het voorportaal van de club moeten zijn. Maar het zou zich, in contrast met de club, wat meer moeten richten op de buurt of bijvoorbeeld het publiek dat zich hier op een woensdag of zondag op het Westergasterrein bevindt.”
Programmeur Guido van Dieren schuift aan: “We zijn aanknopingspunten aan het zoeken om conservatoriumstudenten te betrekken bij de programmering in het café. Dat zou goed zijn, want het verankert het podium wat meer in de stad. Je moet een combinatie zoeken van internationaal en lokaal, volgens mij is dat de sterkste manier van programmeren. Het moet wel een minimaal niveau hebben. Als je kijkt naar andere jazzclubs in de stad, zoals Alto of de Badcuyp, dan geldt dat wij beginnen waar zij eindigen. Op die grens zal best wat overlap zitten. Het moet een eer zijn om hier te mogen spelen.”
Als het weer straks wat beter wordt, dan zit het hier tjokvol.
Beumer: “Dat moeten we allemaal nog gaan ervaren. We zijn nog maar vijf weken open. Daar hadden we het gisteren nog over, hé Guido? Het lijkt al een half jaar, zo intensief.” Van Dieren: “Ja, vandaag is wel een piek qua opkomst en het aantal eters.” Nieuborg: “Dat wordt nog spannend om een tafel te kunnen bemachtigen.”
www.northseajazzclub.com
Gepubliceerd op Jazzenzo