Mathias Eick Quintet streelt én pakt je bij de lurven

CONCERTRECENSIE. Mathias Eick Quintet, North Sea Jazz Club Amsterdam,  23 maart 2013

Tijdens de uitzending van Vrije Geluiden van 17 maart zei trompettist en bandleider Mathias Eick dat twee drummers beter klinken dan één. Die logica klinkt als een klok, maar kan in de praktijk ook gemakkelijk anders uitpakken. Bij Mathias Eick bewijst deze eenvoudige rekensom toch zijn eigen gelijk: je hoort maar zelden een jazzformatie – jazz dan in de breedste zin van het woord - die zo vet klinkt  als deze vijfkoppige band. Een pluspunt voor de toegankelijkheid en zijn aspiraties richting de pop- en rockmuziek.

Door de twee slagwerkers Pål Hausken en Andreas Bye, verder aangevuld met de onwankelbare Audun Erlien op basgitaar en de jonge, soms naar Arvo Pärt klinkende, Andreas Ulvo op piano, Fender Rhodes en elektronica, laat Eick zich meenemen, optillen of de ruimte in katapulteren.

Miles Davis
Verend op de groove van de ritmesectie geeft Eick met zijn lyrische en romantische geluid de band een geheel eigen signatuur. Zijn geluid klinkt naar Miles Davis en Chet Baker of – dichter bij huis –  naar zijn Noorse collega's Nils Petter Molvaer en Arve Henriksen. En met een extra portie nagalm krijgt zijn gevoelige en fluweelachtige geluid die begeerlijke derde dimensie die louterend en soms zelfs bedwelmend werkt.

Maar het totaalgeluid van het kwintet neigt naar (progressieve) rock en pop. Natuurlijk kom dat door de aantrekkelijk groove die er onder ligt, maar ook doordat de band zich steeds meer focust op het totaalgeluid. Soms gaat dat ten koste van de transparantie, zoals die nog te horen was bij Eick's eerste ECM-album 'The Door' (2008). 'Skala' (2011) leent meer en meer uit de pop- en rockmuziek en is harmonisch voller en rijker.

Als het concert een blauwdruk vormt van de binnenkort te verschijnen cd, dan wordt deze koers ook in hun albums verder voortgezet. Een vergelijkbare formule is ook te horen bij de Zweedse jazzformatie E.S.T. of een pianist als Brad Mehldau, waar Ulvo zich bij het nummer 'Williamsburg' door heeft laten inspireren.

Tijdens het concert wordt aan deze klankrijkdom nog een en ander toegevoegd. De elektronica (synthesizer, nagalm, loop-apparaatje) zet aan, verdikt of verruimt het geluid. Die elektronische jus smaakt goed.

Dat moet Erlien ook hebben beseft toen hij zijn solo in 'Williamsburg' inzette. Daar laat hij met behulp van de aangesloten elektronica zijn basgitaar grommen en bulderen, waarbij alles wat min of meer los of vast zit in de North Sea Jazz Club in beweging wordt gezet en mee resoneert.

Fluwelen geluid
De muziek van het Mathias Eick Quintet klampt zich vast aan het publiek. Het lyrische en fluwelen geluid van Eick en de rijk gekleurde harmonieën verleiden en bedwelmen. De op Noorse volksmuziek geïnspireerde melodieën beklijven. En de stevige groove houdt de muziek en de luisteraar in de greep. De muziek streelt én pakt je bij de lurven, tegelijkertijd.

De band weet heel kundig te sturen naar een hoogtepunt, waarbij de spanningsboog één lange curve is. Die geleidelijke spanningsopbouw werkt en houdt de luisteraar in de greep. Dat was onder meer te horen bij het eerste nummer 'Skala'. Maar de muziek van het kwintet klinkt soms ook vormloos of bereikt een punt van verzadiging. Dat is de keerzijde van de muzikale overdaad.

Wie alles inzet om het publiek voor zich te winnen, loopt ook de kans op de grens van kitsch te balanceren. Maar goed klinken doet het zeker.

www.mathiaseick.no
Gepubliceerd op Jazzenzo