INTERVIEW
Gepubliceerd op: Jazzenzo.nl
Datum: 3 maart 2016
Anderen in moeilijke situaties brengen om ze vervolgens creatief op zoek te laten gaan naar oplossingen. Dat is kernachtig wat bassist en rasimprovisator Arnold Dooyeweerd al meer dan veertig jaar met zijn improvisatieworkshop in het Bimhuis beoogt. “Uit ervaring weet ik wat wel en wat niet werkt. Het zijn geen regels maar eerder natuurwetten die je moet volgen”, aldus de workshopleider. “Je krijgt de beste resultaten als je een paar vallen zet en de mensen er vrijwillig in laat trappen.”
Proloog
Dooyeweerd begon destijds de workshop om het ondergewaardeerde aspect van samenspel binnen de geïmproviseerde muziek nieuw leven in te blazen. Maar of het niveau van samenspel ook daadwerkelijk is toegenomen, betwijfelt Dooyeweerd. “Bij samenspel gaat het om het groepsproces, dat is wat ik interessant vind aan improvisatie. De geschiedenis van de jazz laat zien dat het groepsproces weliswaar goed vertegenwoordigd was in het begin, maar dat de toenemende aandacht voor de solist hierover een schaduw wierp. Met het in de schijnwerpers plaatsen van het individu verloor de jazz ook haar op gelijkwaardige samenwerking gebaseerde manier van vertellen. De muziek ging meer en meer over hoe je de solist kunt laten schitteren. Ik vergelijk het met voetbal. Het is een teamsport, maar degene die de bal het doel in trapt krijgt de meeste credits.”
Dat jazz het principe van samenspel meer uit het oog verloor heeft ook een andere reden: “Jazz heeft zichzelf in de loop van zijn geschiedenis flink tegen de schenen geschopt door de cultus van het ego te bezingen. Wie alleen geïnteresseerd is in zichzelf en niet in het samen creëren, streeft naar een surrogaatvrijheid. In de jazz is een slimme list bedacht om vrijheid te suggereren zonder echt vrij te zijn, namelijk door nummers te spelen volgens een vast akkoordenschema met daarbinnen afgepaste ruimtes voor soli. Het klinkt samen, maar het gaat niet meer echt om samenspel en interactie. Improvisatie is een gezamenlijke activiteit. Je herkent er de goede en minder goede bands door. Echt samenspel is nog steeds ondergewaardeerd, terwijl dit de essentie is van jazz. Jazz gaat over waardering voor elkaar en het komen tot een gezamenlijk resultaat. Het op een gelijkwaardige manier met elkaar in gesprek gaan vanuit een open benadering, dus zonder regels en verwachtingen. Dat vind ik het boeiendst aan improvisatie.”
Misverstand
Dooyeweerd lijkt met zijn workshop een verborgen agenda te hanteren. Alles wat ooit werd bezongen aan de jazz – samenspel, improvisatie en vrijheid – en gaandeweg door een hang naar gemak werd weggemoffeld, krijgt tijdens de workshop een podium. De deelnemers participeren in deze bijna onmogelijke opgaaf, zonder dat zelf soms door te hebben. Het grootste misverstand over improvisatie is volgens Dooyeweerd dat het voor musici veel leuker zou zijn dan voor het publiek. Dooyeweerd: “Dat is helemaal niet waar. Voor het publiek is improvisatie veel leuker dan voor degene die op het podium staat. Musici kunnen zich op het podium vooral druk maken over het eigen spel, maar het publiek ervaart alles vanuit een geheel ander perspectief. Dat is een verrassende paradox. Tijdens de workshop blijkt steeds weer dat in het wilde weg improviseren zonder naar elkaar te luisteren door het publiek vaak best aardig wordt gevonden, terwijl de spelers er de grootste moeite mee hebben. Of het publiek het waardeert hangt dus niet af of de muziek geïmproviseerd is of niet, maar in hoeverre er sprake is van interesse, communicatie en empathie.”
“Desinteresse is fnuikend voor de muziek. Daar is alles op terug te voeren. Jezelf als hoogtepunt zien van de show of met een plan komen in de verwachting dat anderen zich ernaar zullen voegen, getuigt van desinteresse. Dat werkt dus meestal niet. Jezelf afstemmen op je omgeving hoort bij de mindset die je moet hebben als improvisator. Je kunt nog zo’n mooi plan hebben, zulke hooggespannen verwachtingen, maar het gebeurt maar zelden dat het plan jou kant op komt. In plaats daarvan kun je beter elkaar opzoeken. Van daaruit komt interactie tot stand en begint de muziek te klinken. Maar dat geldt voor alles in het leven. Ook bijvoorbeeld voor het bedrijfsleven waar de top plannen smeedt in de verwachting dat die worden gevolgd door de medewerkers. Je zult moeten samenwerken om tot een gezamenlijk resultaat te komen, dat geeft ook veel trots.”
Geloofwaardig
“De mindset van de improvisator bestaat ook vooral uit zorgeloosheid, een open houding naar alles wat zich aandient. Hoe leuker je je eigen idee vindt, hoe groter de kans dat anderen je met de nek aankijken en geen idee hebben wat je daar staat te doen. Het gaat er niet om dat je veel kunt, maar dat je veel situaties aankunt. Kunnen staat op het podium in dienst van geloofwaardig overkomen. Hoeveel techniek heb je nodig om geloofwaardig over te komen? Geloofwaardigheid is de ondergrens. Iets meer techniek kan je op het podium helpen je zelfvertrouwen op te bouwen, maar samenspel en de wil er samen iets van te maken maakt de muziek.
Over improvisatietips is Dooyeweerd kort: “Die ga ik niet allemaal verklappen.” Maar één die overal en altijd werkt is een opdracht die Dooyeweerd gebruikt tijdens de workshop. Deze bestaat uit een lijst met neptitels die musici van tevoren te zien krijgen en waar ze er zelf één uit mogen kiezen. “De neptitels zijn woorden of onderwerpen met een emotionele component. Van tevoren weten de deelnemers niet met wie ze het podium gaan delen en weten ze niet welke titel hun medespelers hebben gekozen. Wat ze ook niet weten is dat hun medespelers dezelfde titel hebben. Binnen de kortste keren staan alle neuzen dezelfde kant op en ontstaat er een gezamenlijke sfeer die heel bevorderlijk is voor het samenspel. Misschien komt dat doordat iedereen ergens geraakt wordt. De emotie is de basis. Het is heel primair en het werkt. Misschien zegt het iets over muziek en communicatie. Dat speelt zich af op een heel basaal vlak.”
Natuurwetten
Dooyeweerd: “Ik spreek liever over natuurwetten dan over regels als het gaat om improvisatie en samenspel. Je kunt het verkeersregels noemen, omdat alles anders in de soep loopt. De vier natuurwetten tonen meteen de hinderlijke valkuil van improvisatie, wanneer je je eigen enthousiasme als graadmeter neemt zonder jezelf af te vragen of je nodig bent in teamverband. Ze luiden:
1. Als je leuke muziek hoort, overweeg dan om niet mee te doen want het klinkt al goed zonder jou.
2. Als je lelijke muziek hoort, overweeg dan om wel mee te doen want misschien kun je er iets aan veranderen.
3. Als je leuke muziek hoort en je doet er zelf aan mee, houd dan niet op want het is misschien wel dankzij jou dat het goed klinkt.
4. Als je lelijke muziek hoort en je doet er zelf aan mee, stop er dan mee want misschien ben jij wel degene die ervoor zorgt dat het slecht klinkt.”
“Initiatief is belangrijk, maar werkt vooral wanneer je weet wat er ontbreekt en hoe jij daarin nodig bent. En dan moet het ook nog qua timing goed zitten. Een initiatief is een begin van een verhaal, een bepaalde sfeer die je neer wilt zetten. Dat verhaal moet je wel tot een goed einde weten te brengen. Als je iets begint waarbij je denkt dat je safe bent, bijvoorbeeld door iets te doen waar jij goed in bent of een begeleidingspatroon in te zetten in de verwachting dat de ander daar – liefst ook nog in die stijl – op gaat soleren, dan reik je weliswaar iets aan maar dat is nog geen verhaal. Het is een nepinitiatief en incompleet. Dat is echt iets anders dan een verhaal vertellen.”
Vocabulaire
Dooyeweerd: “Vocabulaire is binnen de geïmproviseerde muziek een lastig begrip. Je kunt weliswaar een ruime woordenschat hebben en daardoor welbespraakt zijn, zoals een politicus welbespraakt is, maar dat kan de muziek in de weg zitten omdat het riekt naar eenvormigheid. Ik heb niet veel met het begrip vocabulaire. Maar op een bepaald niveau heb je dat natuurlijk wel nodig. Ritmische bekwaamheid is essentieel; je moet ritmes kunnen voelen. Je toon moet iets te vertellen hebben, dat mag niet berusten op louter toeval. En je melodieën zijn de bouwstenen van je verhaal. Met deze bouwstenen bouw je je verhaal rondom een spanningsboog.”
“Het voordeel van meer techniek is dat alles meer automatisch gaat en je in principe meer ruimte overhoudt om te luisteren. Maar je hebt ook meer te vertellen. Dat zijn twee tegengestelde krachten. Als je veel vertelt kun je minder luisteren en omgekeerd. Op het moment dat je niet spreekt heb je de meeste ruimte om te luisteren, daar moet je gebruik van maken. Luisteren kun je op zoveel manieren. Contextluisteren (hoe jij binnen het geheel past), specifiek luisteren (naar iets of iemand) of de sfeer in je opnemen. Dat laatste gaat meer onbewust en omvat veel meer dan luisteren alleen: de sfeer proeven, aanvoelen, lichaamstaal, emoties, non-verbale communicatie. Je doet het met meerdere zintuigen en is dus een soort van holistisch luisteren. Luisteren wordt ook wel verwoord als een mentaliteit, als ‘the willingness to change’. Dat vind ik een sympathiek gegeven.”
Epiloog
“Op initiatieven van anderen moet je positief reageren. In improvisatie is het misschien wel het uitdagendst om initiatieven van een ander positief te waarderen als je er intuïtief moeite mee hebt. Dan moet je spontane alternatieven verzinnen op je eerste impuls. En soms moet je het initiatief nemen om iets naar een einde te brengen. Dat kan net zo goed lastig zijn. Maar als het moet dan doe je dat. Ook dat is improviseren.”
De improvisatieworkshop in het Bimhuis werd meer dan veertig jaar geleden gestart door Arnold Dooyeweerd. De workshop is gratis toegankelijk voor musici en publiek en vindt wekelijks plaats op de dinsdagavond, met aansluitend een sessie.
Zie voor meer informatie de agenda van het Bimhuis: www.bimhuis.nl
Gepubliceerd op Jazzenzo