Het kan niet opvallender, gisteren opgehaald het dieproze How To Play the Piano van James Rhodes. En voor het contrast een op de rommelmarkt ooit gevonden Kanarie-boekje Muzikale Zelfontwikkeling (waarschijnlijk jaren 50), door de tijd verkleurd en inmiddels vaalgeel. De tweede past in een hele reeks van zelfhulpboekjes uit de jaren 40 en 50: “Van uw vakantie genieten”, “Geld verdienen met een schrijfmachine”, “Jiu jitsu, kunst van zelfverdediging”.
Er bestaan niet veel boekjes zoals die van James Rhodes (in contrast: het Kanarie-boekje leert je vooral te praten over muziek, niet het zelf bespelen ervan): geschreven door een gerenommeerd klassiek concertpianist én in eenvoudige taal uitgelegd. Ik vind het fantastisch. Het is inspirerend voor als je net begint óf al langer speelt. Het brengt mij terug naar m’n vroegere fascinatie voor muziek, het iemand horen spelen en het zelf willen spelen van iets van Bach, Chopin of Liszt. Dat is geweldig! Pianist Kenny Werner (auteur van het fantastische boek Effortless Mastery) beschrijft het ook: “Think back to the time you first touched an instrument. Remember the wondrous sound that came out?” Die connectie is belangrijk in alles.
Maar die wordt vaak verbroken. Rhodes is stellig in de onzin die we onszelf aanpraten:
“[…] if you claim not to have a musical bone in your body (this is such a common refrain and yet such rubbish – I’ll explain why later).”
Maar dat is niet altijd zonder reden, zoals Rhodes ook vervolgt:
“If you used to play an instrument as a child but gave it up, so much the better, you now get to play again without a teacher haranguing you about rhythm worksheets or parents guilting you over practicing your scales ad infinitum.”
De mooiste belofte (en ik haal het aan in verband met m’n blogreeks Routines en rituelen van musici) die een ervaren pianist kan doen over muziek:
“The important thing, and perhaps the surprising thing, is how much you are going to enjoy the process of practicing. Trust me on this one.”
Die is essentieel!