Vorige week bezocht ik de tentoonstelling Leonardo da Vinci in het Teylers Museum in Haarlem. Op de affiche de zwoele blik van een jonge dame die de geïnteresseerde anno nu moet verleiden. Maar een goed deel van de reputatie van Leonardo is – zo leerde ik – te danken aan de bizarre koppen die hij tekende. Mannen met te grote kinnen, misvormde lichaamsdelen, een gebroken neus, dichtgeknepen ogen of vrouwen met een snavelhoofd.
Leonardo was een avonturier en hij heeft velen meegenomen op zijn avontuurlijke reis. Zijn tekeningen geven hierin een inkijkje en zelf was ik vooral ook benieuwd naar zijn aantekenboeken. Daarin kom je nog dichter bij de mens Leonardo. En het verhoogt het avontuur, zoals cabaretier Mischa Wertheim eens omschreef:
Wie gevoelig is voor kunst is dat omdat het je brein in staat stelt om op avontuur te gaan.
Niet alleen voor mijn eigen “brein op avontuur”, maar ook voor die van miljoenen anderen en voor de schare volgelingen die Leonardo had in zijn eigen tijd. En vooral het avontuur en de ontdekkingslust van Leonardo zelf.
Enkele dagen later zag ik in mijn dagboek de rare koppen en mannen met misvormde kinnen terug.
Ik kocht de biografie door Walter Isaacson (een aanrader).
Nu staat er veel online wat hij privé optekende. Ik ontdekte de online Arundel-collectie (British Library). En deze selectie van pagina’s die de overdaad terugbrengen tot enkele hoogtepunten.
Isaacson schrijft wat Leonardo in een van zijn boeken had geschreven over het gebruik van zijn aantekenboekje (die hij aan zijn gordel droeg):
Als je door de stad loopt, observeer, noteer en denk dan na over de omstandigheden en het gedrag van mensen zoals ze praten en ruziën, of lachen, of aan het vechten gaan.
Samen met de grotere vellen waarop hij in zijn studio werkte blijft de enorme hoeveelheid aantekeningen en schetsen iets raadselachtigs houden:
Maar zoals altijd bij Leonardo is er iets raadselachtigs. Leonardo zette zelden een datum op de bladzijden en de juiste volgorde is veelal onbekend. Na zijn dood werden veel van de boeken die hij gebruikt had, uit elkaar gehaald en de interessante bladzijden werden verkocht of samengevoegd tot nieuwe codexen door verschillende verzamelaars.
De notities en aantekeningen passen in een gebruik dat populair was geworden in het Italië van de renaissance: het bijhouden van een soort van dagboek, bekend als zibaldone.
In de aantekenboeken van Leonardo stonden in de kantlijn lijstjes van dingen die hij nog moest doen, overzichten van uitgaven en schetsen van mensen die zijn fantasie prikkelden. Lege delen op een bladzijde krabbelde hij even later alsnog vol. Lege stukjes in oude notitieboeken vulde hij later alsnog in. Zo worden zijn notitieboeken een voorbeeld van non-lineair denken.
Ik ontdekte een To do list van Leonardo (omstreeks 1490), die er bepaald niet saai uit ziet (hier een geïllustreerde en vertaalde versie).
Leonardo zal tegen de veertig zijn geweest toen hij deze to-do lijst in één van z’n notitieboeken optekende. Het artikel waar het uit komt associeert de mengelmoes van acties met het voordeel van een brede focus:
What a jumble! Cannons, wall construction, studying the sun, ice skating in Flanders, optics, and that oh-so-casual, “Draw Milan.” It’s like his mind could wander off in any direction at any time. How did he concentrate? How did he focus?
Was het je opgevallen hoe vaak Leonardo een expert inschakelt om iets te weten te komen (of een boek wil raadplegen)? De nieuwsgierigheid die uit deze to-do lijst blijkt spreekt boekdelen. Het herinnert mij er ook aan dat een to-do lijst interessanter en beter wordt als deze vooral in de offline wereld werkt.
Met Leonardo wordt een to-do lijst weer een avontuur.