Afgelopen week liet ik me in de vrije uurtjes onderdompelen in wat neurowetenschappers te zeggen hebben over creativiteit. Een vraag die mij boeit is: Waarom is creativiteit niet resultaatgericht op te roepen?
Eén van de inzichten die hier een antwoord op geeft komt van neurowetenschapper David Eagleman.
Hij vraagt zich in deze video The Neuroscience of Creativity af hoe het komt dat de mens de enige soort is die zijn omgeving op grote schaal kan veranderen en naar zijn eigen hand kan zetten. Zijn antwoord is dat de mens zich niet hoeft te beperken tot een reflexmatige reactie op zijn omgeving en juist in staat is een bepaalde afstand in te nemen. Waarbij het gaat om hoe we informatie verwerken en deze filteren (bijvoorbeeld door eerdere ervaringen en herinneringen). Je zou dit kunnen zien als het creatieve vermogen van de mens om de reflexmatige reactie uit te stellen. Doordat de afstand tussen input en output bij de mens groter is beschikt de mens over een hogere cognitieve flexibiliteit. Volgens Eagleman is die flexibiliteit te danken aan de ontwikkeling van de cortex (zie bijv. ook deze video The Creative Brain).
Het is op zich een interessant inzicht dat het brein van nature creatief is. Creatief denken is iets dat ons brein al doet. En niet alleen die van enkele gerenommeerde wetenschappers, kunstenaars en andere creatieven, maar van iedereen.
Als je inzicht krijgt in hoe het brein informatie verwerkt dan leer je ook hoe je creatief kunt denken. Het is niets anders dan te leren werken naar analogie van hoe je brein werkt. Dat doe je in het moment, het is een proces dat leidt tot een resultaat waar je nog niet van weet of het opgepikt wordt.
David Eagleman legt die informatieverwerking van het brein uit met de metafoor van de 3 B’s (o.a. in The Neuroscience of Creativity), die zijn als volgt:
- Bending
- Breaking
- Blending
Ik leg het hier kort uit. Ombuigen (“bending”) heeft te maken met perceptie. De lens waardoor je de werkelijkheid ziet. Breken (“breaking”) heeft te maken met het selecteren van stukjes informatie (“Wat als ik dit neem?”). En het samenvoegen (“blending”) leidt tot nieuwe combinaties (“Wat als ik dit en dat combineer?”).
Dit basale proces van de hersenen zie je bijvoorbeeld ook terug in het creatieve proces van kunstenaars, schrijvers of musici. Bijvoorbeeld een schrijver die de eigen verbeelding gebruikt om een verhaal te vertellen. Veel schrijvers gebruiken een systeem waar fragmenten, citaten, knipsels en losse ideeën op kunnen worden gekrabbeld (o.a. indexkaarten). En zoals bekend schreef Nabokov zijn meesterroman Lolita op een set van indexkaarten.

Je zou dus kunnen zeggen dat je door je manier van werken aan te passen aan hoe je brein werkt, je het creatieve proces kunt faciliteren en creatief leert denken. Het is niet in de eerste plaats toewerken naar een doel, maar werken en spelen met het materiaal dat je nu tot je beschikking hebt.
Net zoals een kunstenaar eerst leert door te imiteren om vervolgens op een vrije manier zich te ontwikkelen, zo legt Eagleman uit dat bijvoorbeeld in het onderwijs kennis en feiten weliswaar onontbeerlijk zijn om een basis te leggen, maar dat het er uiteindelijk op neer komt om met dat materiaal creatief aan de slag te gaan.
Hij vertelt aan het einde van The Neuroscience of Creativity dat we van een informatiemaatschappij ons naar een tijd bewegen waar creativiteit steeds belangrijker gaat worden. En daarbij is het belangrijk om die cognitieve flexibiliteit te ontwikkelen en te gebruiken. Om te leren meer vanuit het moment te denken.