Boekbespreking: Homo Ludens (Johan Huizinga)

Deze boekbespreking is onderdeel van de blogreeks Wat is creativiteit?

Homo Ludens: A Study of the Play-Element in Culture (1938) van historicus Johan Huizinga (1872-1945).

Eén van onze grootste historici Johan Huizinga (1872-1945) gaat in de klassieker Homo Ludens (de spelende mens) in op de creatieve impuls van de mens, de impuls om te spelen. Het boek is een ode aan vrijheid. De mens is volgens Huizinga vooral een spelende mens. En spel staat aan de basis van onze cultuur. Want cultuur ontstaat en ontwikkelt zich in én als spel.

Vanuit mijn invalshoek van creativiteit kan ik niet om deze klassieker heen, want creativiteit laat zich niet alleen als denk- of maakproces bekijken, maar vooral ook als spel. Wie Huizinga heeft gelezen komt tot de conclusie dat spel aan de wieg staat van denken en maken.

Vanuit zijn biologische benadering ziet Wilson creativiteit vooral als een doelmatig iets: door creativiteit kan de soort overleven. Maar bij Huizinga gaat het er juist om dat het doel van het spel niet buiten maar binnen het spel zelf ligt. Spel gaat vooral om plezier.

Vanuit zijn cultuurhistorische benadering noemt Huizinga een aantal kerngedachten die samenhangen met de vraag wat creativiteit is. Ik vat ze als volgt samen: spel, vrijwillige activiteit en ontsnappen aan het alledaagse.

1. Spel
Voor Huizinga is spel de bron van cultuur en van alles wat binnen die cultuur is ontstaan – van recht en oorlog tot filosofie en kunst. In alles ziet Huizinga spel als bron.

Dus alles begint met spel en ontstaat vanuit spel.

Kijk ook naar kinderen. Die spelen. En spelenderwijs ontdekken ze. Ze spelen niet om te ontdekken, maar simpelweg omdat het leuk is om te spelen. Het geeft plezier.

Spel zie je terugkomen in allerlei vormen van cultuur, van eenvoudig tot complex.

Metaforen bijvoorbeeld zijn niets anders dan een spel met nieuwe verbindingen van bestaande betekenissen. Mythes en verhalen zijn parallelle of verbeelde werelden, een spel met bestaande werelden. Rituelen binnen primitieve culturen zijn ontstaan vanuit de geest van puur spel.

Huizinga noemt minimaal 4 elementen van spel:

  1. Spel is een vrije activiteit die bewust buiten het “alledaagse” leven staat
  2. Spel is een niet-serieuze activiteit, maar kan de speler wel in volledige vervoering brengen
  3. Spel is niet-materieel en is niet gericht op winst
  4. Spel bestaat alleen binnen eigen grenzen van tijd en ruimte, vaste regels en patronen

Spel kan alleen ontstaan onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde (spel)regels.

2. Vrijwillige activiteit
Huizinga ziet spel als iets dat bestaat dankzij zichzelf. Want de essentie van spel is plezier. Spel is vooral ook een activiteit. Door het te doen ga je er in op en laat je er vrijwillig in meevoeren.

Creativiteit zien als spel betekent dus in de definitie van Huizinga dat het zich vooral als activiteit toont. Dus in het doen en als handeling. Creativiteit is dus vooral een proces.

Wat Huizinga verstaat onder activiteit laat zich illustreren aan de hand van het ritueel. Spel staat aan de basis van heilige rituelen en rituele handelingen. Het ritueel is volgens Huizinga één van de meest oorspronkelijke vormen van spel. We kennen nog veel afgeleiden daarvan, denk bijvoorbeeld aan shows, optredens, performances, dansfeesten, e.d. In de meest oorspronkelijke zin participeert de speler altijd in het spel.

Vanuit deze invalshoek is het publiek tijdens een optreden deelnemer aan het spel. Of is een schilderij vooral een herinnering aan een gespeeld spel.

3. Ontsnappen aan het alledaagse
Spel ontstaat in een tijdelijke sfeer buiten het “alledaagse” leven. De grens tussen beide werelden is essentieel om ruimte te kunnen geven aan het spel:

[…] Play is not “ordinary” or “real” life. It is rather a stepping out of “real” life into a temporary sphere of activity with a disposition all of its own.

Ook Wilson omschrijft twee werelden uitgaande van leefgewoonten van onze verre voorouders, de wereld van meer praktische aard (overdag) en die van de rituele sfeer (avond) waar er bijvoorbeeld ruimte was voor zang, dans of religieuze ceremoniën. Creativiteit is ontstaan vanuit deze laatste sfeer. De gedachte bij Wilson is dat beide werelden elkaar versterken. Zo kunnen avondlijke rituelen bijvoorbeeld van invloed zijn op de jacht die overdag plaats vindt.

Beide werelden kunnen elkaar positief beïnvloeden. Ook in ons leven. Spel mag zich misschien aandienen als intermezzo in ons leven, maar bij herhaling kan het verrijkend en ondersteunend zijn aan het leven. Spel en creativiteit krijgen dan een levensfunctie. Huizinga schrijft:

It [play as a recurring activity] adorns life, amplifies it and is to that extent a necessity both for the individual – as a life function – and for society by reason of the meaning it contains, its significance, its expressive value, its spiritual and social associations, in short, as a culture function.

En naar observatie van Huizinga vervangt spel de behoefte om te consumeren en staat daarmee ook buiten de “alledaagse” behoeften en gewoonten:

Not being “ordinary” life it stands outside the immediate satisfaction of wants and appetites, indeed it interrupts the appetitive process.

Creativiteit zien als spel toont aan dat het zich niet beperkt tot één bepaald creatief domein, maar dat het overal in onze cultuur aanwezig is. Het is er de bron van. Het ontstaat in en tijdelijke sfeer (met eigen grenzen van tijd en ruimte) buiten het “dagelijkse” leven.

Lees verder: Wat is creativiteit (deel 3)?