Deze boekbespreking is onderdeel van de blogreeks Wat is creativiteit?
The Origins of Creativity (2017) van bioloog Edward O. Wilson.
Over de oorsprong van creativiteit schrijft bioloog Edward O. Wilson dat het ultieme doel van creativiteit is om tot zelfinzicht te komen. Dat kan individueel zijn, maar ook cultureel. Zoals ook binnen de menswetenschappen (o.a. filosofie, theologie) staan vragen centraal als: Wie zijn we? Waar komen we vandaan? Waar gaan we heen? Op een dieper menselijk niveau is dit de brandstof en het waarom van creativiteit. Kunstenaar Paul Gauguin wijdde er zijn laatste meesterwerk aan: Where do we come from? What are we? Where are we going? (1897-1898).
Wilson noemt vanuit zijn evolutionaire benadering een aantal kerngedachten die samenhangen met de vraag wat creativiteit is. Deze zijn: verbeelding, sociale binding en culturele innovatie.
1. Verbeelding
Wilson ziet creativiteit als een aangeboren zoektocht naar originaliteit. Die originaliteit ligt in het ontdekken van nieuwe dingen en processen, nieuwe oplossingen voor oude uitdagingen, nieuwe esthetische ervaringen die hiermee verband houden en de sensatie van nieuwe verbeelde werkelijkheden.
Het gaat dus niet om vernieuwing in de eerste plaats, maar om verbeelding. Die verbeelding leidt tot vernieuwing.
Het je kunnen verbeelden van een werkelijkheid die er (nog) niet is, is alleen mogelijk doordat ons brein een capaciteit heeft ontwikkelt waarbij de mens zich door middel van taal (het symbolische en metaforische denken) evolutionair ontwikkelde:
Coevolving with the structure of the brain, language freed the mind from the animal to be creative, hence to enter and imagine other worlds infinite in time and space.
Dankzij deze ontwikkeling kon de mens zich werkelijkheden verbeelden die zich buiten het hier en nu bevinden:
[…] the ancestors of our species developed the brain power to connect with other minds and to conceive unlimited time, distance, and potential outcomes. This infinite reach of imagination, put quite simply, is what made us great.
2. Sociale binding
De oorsprong van creativiteit laat Wilson beginnen ver vóór de prehistorische grottekeningen, die vaak als oorsprong van kunst worden aangehaald. De oorsprong ligt volgens Wilson niet enkele duizenden, maar vele duizenden – zelfs rond de 1.000.000 – jaren voor ons en creativiteit ontstond op die plekken en in die omgevingen (zoals tentenkampen) waar onze vroege voorouders zich verzamelden rond een nachtelijk vuur.
The forming of campsite and control of fire brings the group together tightly in the long evening hours before sleep. They neither hunt nor gather, nor have any other reason to venture out into the surrounding darkness. […] This period in the daily cycle is the time to tell stories, raise status, tighten alliances, and settle scores. The fire is the life-giver.
Wilson illustreert dit aan de hand van een onderzoek van antropoloog Polly Wiessner die de !Kung (Ju/‘hoansi) bosjesmannen van de Kalahari Desert observeerde en onderzocht. Wiessner maakt onderscheid tussen “daytime talk” en “firelight talk”. Het gesprek overdag is gericht op praktische aspecten van reizen en het zoeken naar voedsel en water (vergelijk onze eigen werkdag). ’s Avonds ontspant de stemming. Rondom het vuur verandert het gesprek in verhalen vertellen, die gemakkelijk overgaan in zang, dans of religieuze ceremoniën. Die verhalen gingen bijvoorbeeld over succesvolle jachten en de epische avonturen én hadden ook degelijk een functie, namelijk om de sociale band te sterken en de kans op een succesvolle jacht in het verschiet te vergroten.
Eigenlijk was creativiteit – zo zou je het kunnen zien – een soort van collectiviteitsverzekering die erop gericht was als gemeenschap te kunnen overleven, ook in moeilijke tijden. Nu wordt juist bezuinigd op cultuur wanneer er gevaar dreigt.
3. Culturele innovatie
Wilson brengt creativiteit in verband met innovatie van de samenleving en cultuur als geheel. Stilistische en esthetische innovatie hebben vanuit evolutionair oogpunt een belangrijke functie: de mate waarin nieuwigheden navolging vonden en werden geïmiteerd kan bepalend zijn voor de sociale status van een individu of groep. Het zijn de spreekwoordelijke veren van de pauw. Door er sierlijk mee te pronken kun je als individu of gemeenschap de kans op overleven vergroten.
Maar creativiteit als innovatieve kracht heeft ook een andere functie die Wilson in verband brengt met genetische evolutie. Net zoals vanuit evolutionair oogpunt de soort zich vanuit genetische evolutie aanpast aan zijn omgeving, zo is de drang naar innovatie nodig om de soort aan te doen passen aan de onontkoombare en constant veranderende condities van die omgeving. Deze culturele innovaties zijn het equivalent van mutaties in het genoom.
Menselijke creativiteit zien als de bepalende eigenschap van onze soort vereist de nodige afstand, maar het laat ook zien dat het veel verder gaat dan wat wij doorgaans als creatief bestempelen én dat het de motor is van onze cultuur.
Lees verder: Wat is creativiteit (deel 2)?