Het niet-weten of het onbekende opzoeken kan een goede strategie zijn om je te oefenen in creativiteit. Omdat mijn wetende, talige en analytische brein veel baat heeft bij overzichtelijkheid en ordelijkheid, probeert deze ook continu mijn andere helft te vertellen dat iets niet goed is, dat het anders moet of liever dat het goed is om het helemaal niet te doen. Want stel je eens voor …
Volgens kunstenaar en schrijver Betty Edwards is het voor creativiteit precies de bedoeling om het je wetende en analytische brein zo lastig mogelijk te maken. Verzin dus een list om deze innerlijke commentator om de tuin te leiden. Doe dat bijvoorbeeld door het onbekende op te zoeken, niet precies te weten wat je doet of door niet te zien wat je tekent terwijl je tekent.
Dat laatste deed ik een week lang. Ik maakte een zgn. Pure Contour Drawing van de binnenkant van mijn hand (de opdracht staat in haar boek Drawing on the Right Side of the Brain). Deze manier van tekenen is overigens geïnspireerd op de Blind Contour Drawing van Kimon Nicolaides uit zijn boek The Natural Way to Draw uit 1969.
Ik verbaasde me over de resultaten. Maar eerst een uitleg over wat je doet:
- Neem een vel papier en een potlood
- Kies een object dat je gaat natekenen (ik deed hiervoor de binnenkant van m’n handpalm)
- Tijdens het tekenen kijk je naar je object, niet naar je tekening
- Geef jezelf een tijdsindicatie (ik deed het voor 5 minuten)
Omdat je niet naar je tekening kijkt heb je meer aandacht voor de observatie van je object en oefen je je in oog-handcoördinatie. Wat je oog ziet zet je zo rechtstreeks mogelijk op papier, zonder te corrigeren.
Ik tekende op deze manier de (lijnen in de) palm van mijn eigen hand. Elke ochtend deed ik er één in meestal 5 minuten of iets minder.
Hoewel de oefening simpel lijkt is het uitdagende eraan dat ik moet wennen aan het niet kunnen corrigeren wat ik teken. In de eerste tekening (zie afb. 1) is deze onhandigheid zichtbaar, ik heb niets om op terug te vallen. Ik kan me (nog) niet beroepen op een scherpe observatie en aan m’n aangeleerde vaardigheid in tekenen heb ik op dit moment weinig.
In de kantlijn schrijf ik observaties die ik doe tijdens het tekenen (ik schrijf ze op nadat ik de tekening heb gemaakt) zodat ik later kan terug zien waar ik op dat moment op lette of wat me opviel.
Om de tuin
Ik schreef bijvoorbeeld dat ik een zo goed mogelijke imitatie wilde (plaatsing van de lijnen, de verhoudingen, de richting van de lijn, e.d.). De innerlijke commentator was dus nog best aanwezig. Dit liet ik na 2 dagen los, waarna een vrijere tekening ontstond (zie afb. 2). Precies daar ontdekte ik de veelheid aan lijnen, kleine aftakkingen, de rijkdom ervan die me daarvoor gewoon nog niet was opgevallen! Toen ik de controle (de wil om goed te imiteren) losliet begon ik veel meer te zien.
Er worden meer subtiele lijnen zichtbaar (afb. 3) en er ontstaat een vrijheid die sierlijker wordt. Ik schreef ook op dat de tijd sneller ging. Zonder te beseffen waren de 5 minuten voorbij.
Sneller tekenen
Vanaf 3 a 4 dagen ging ik de snelheid van tekenen verhogen en gaf ik mezelf de vrijheid om het potlood af en toe van het papier te halen wanneer het me uitkwam en weer te plaatsen, vooral om de snelheid erin te houden (afb. 4).
Later combineerde ik de snelheid van tekenen met wat ik in het begin probeerde te doen, namelijk een poging om een zo goed mogelijke imitatie te maken. Dat resulteerde in deze tekening (afb. 5).
De uitleg van Edwards is dat als je analytische deel overheerst, dan let je op bepaalde details en op basis daarvan vul je alles snel in (zie afb. 1). In het alledaagse leven is deze snelle en oppervlakkige manier van kijken heel geschikt. In één oogopslag kun je bepalen welk product je in de supermarkt wilt. Maar als je aandachtiger wilt leren kijken – meer mindful zou je kunnen zeggen – dan volstaat de analytische manier van kijken niet. Je ziet veel meer als je dit deel om de tuin kunt leiden.
Leid je innerlijke commentator dus vaker om de tuin door het buiten spel te zetten of door z’n aandacht af te leiden.