Ik geloof dat creativiteit veel gewoner is dan we doorgaans denken. Veel te vaak wordt creativiteit op een voetstuk geplaatst en in verband gebracht met verheven idealen, zoals kunst of innovatie. Maar voor een kind is creativiteit doodnormaal. Voor onze verre voorouders was creativiteit vooral ook een manier om te kunnen overleven. En creativiteit vinden we overal terug in het leven van alledag.
Creativiteit is verweven met het leven. Ook als je terugblikt in de tijd, dan kun je zien hoe creativiteit verweven was met het leven van alledag. Vaak in de vorm van rituelen om verbinding te zoeken en contact te maken met het leven, de gemeenschap en het hogere.
Ooit – heel lang geleden – versierden onze verre voorouders de muren van hun verblijfplaatsen. Zij tekenden bizons, paarden of neushoorns op muren van verborgen grotten. Ze leefden er, ze konden er schuilen voor regen en konden rondom een vuurtje hun jagersbuit opeten.
Misschien maakten ze de tekeningen om hun ervaringen door te geven, om door iets uit te beelden de jagers magische krachten te verlenen of om zichzelf te omringen met iets dat zo belangrijk voor hen was.
Het kan ook goed zijn dat deze verblijfplaatsen dienden voor ceremonieën en rituelen die aangewend werden om mensen te genezen, in contact te brengen met de geestelijke wereld en de geesten goed te stemmen. Overdag bij licht werd gejaagd en verzameld, bij het vallen van de avond veranderde de stemming, was er rondom het kampvuur ruimte voor rituelen. Ruimte voor wat wij momenteel kunst zouden noemen. Beide werelden moesten met elkaar in balans zijn. Ze droegen gezamenlijk bij aan het (over)leven.
Rituelen waren voor onze verre voorouders een manier om angsten te kunnen beheersen. Om controle te kunnen hebben op de onvoorspelbaarheid van het leven. Creativiteit was een soort van collectiviteitsverzekering voor het leven.