Twee maanden terug reisde ik voor een maand door Thailand. Daarmee ging een lang gekoesterde wens in vervulling, namelijk reizen in een land waar het boeddhisme onderdeel is van het leven van alledag. Waar wij onze levens een beetje aanvullen met mindfulness is het daar onderdeel van de cultuur. Een beetje west en een beetje oost. Het komt aardig overeen met hoe we ons brein graag indelen, in een linkerhelft en een rechterhelft. Mijn interesse in een Aziatisch land komt misschien wel overeen met die hoop dat het rechter deel óók blijft meedoen en zich niet te veel laat wijs maken door zijn opdringerige wederhelft.
Over Thailand zou ik een boek kunnen schrijven, maar wat me het meest is bijgebleven is de aandachtigheid die de gemiddelde Thai heeft. Aandacht voor elkaar (vreemden worden genereus verwelkomt), aandacht voor het spirituele (het tonen van respect ervoor), aandacht voor het doen (mindful handelen met volle aandacht). Maar ook gewoon: aandacht. Aandacht als levenshouding. Veel hiervan is omgeven met rituelen om te benadrukken welk belang er aan wordt gehecht.
Het intrigeerde mij. Hoe kan het dat iedereen zoveel rust, kalmte en aandacht heeft? Eén van de antwoorden las ik even later een boek van de Dalai Lama, namelijk dat de Thai meditatie integreert in het leven van alledag (in het doen en laten, wat wij mindfulness noemen).
Sinds mijn reis probeer ik mezelf er regelmatig aan te herinneren. Kleine rituelen, zoals het beluisteren van een podcast in de ochtend voordat ik naar werk ga, het doen van een wandelmeditatie na werk, het zijn manieren om even te resetten. Maar ook eten gaat beter smaken als je er meer aandacht aan besteedt (zelf koken, rustig eten). Het was een tip die ik kreeg van een boeddhistische monnik.
En met meer aandacht neemt volgens het boeddhisme ook het geluk toe. De lat voor geluk ligt laag.